Op de grote stille heide

Op de grote stille heide

Op de grote stille heide
stond een jongen met zijn fiets
Maar die fiets die wou niet rijden
in zijn voorband daar zat niets
En terwijl hij daar zo stond,
keek hij zoekend in het rond,
Hoe ver is een fietspomp,
hoe ver is een fietspomp, een fietspomp

Op de hoge eiken kansel
Staat een preekheer in zijn hemd
De gemeente is gaan slapen
Omdat zij ’t verhaal al kent
En hoe hard de man studeert
Niemand wordt door hem bekeerd
Hoe saai, is mijn herder
Hoe saai is mijn herder, mijn herder

Op de wijde Friese baren
zat een jongen in zijn boot
Maar die boot die wou niet varen
want de windkracht was niet groot
En wat hem het meest verdroot
dat het pijpenstelen goot
Hoe ver is een haven
Hoever is een haven, een haven

Veel voor anderen te wezen
Veel voor anderen te zijn
‘k Zou mijn leven willen geven
Om toch iets voor hen te zijn
‘k Wil de afwas laten staan
Om de ander voor te laten gaan
De ander, de ander,
De ander, de ander
Mijzelf het minst