Oorlogsschip
Er was een oorlogsschip ( Bis )
dat was al op een duimpje na gezonken op een klip ( Bis )
En er was een oude vrouw ( Bis )
die nam het hele oorlogsschip
en stak het in haar mouw (Bis )
En ’t vlees was daar goedkoop ( Bis )
men kocht er 25 pond voor een gladhouten knoop ( Bis )
En dan nog vrij tehuis ( Bis )
van dragers die niet groter zijn
dan een verdroogde luis ( Bis )
Het ov’rige was van glas ( Bis )
nu vraag ik aan iedereen of dat geen wonder was (Bis)