Julia
En Julia is zo schoon, zo schoon als een sirene
Al heeft ze vuurrood haar en een paar kromme benen
Refrein:
Julia, Julia, Julia
Julia, Julia, Julia
Julia, Julia, Julia
En Julia is zo schoon
En Julia is zo schoon, ze heeft zulke mooie haren
van voren is het vlas, van achteren is het garen
En Julia is zo schoon, ze heeft zulke mooie tanden
ze zijn zo groen als gras met donkergele randen
En Julia is zo schoon, ze heeft zulke mooie ogen
de ene is van glas, de andere hangt te drogen
benen – van hout / verdwenen
oren – gescheurd / verloren
borsten – plat / vol korsten
En nu is Julia krank, nu ligt ze op haar kamer
Stomdronken van de drank, te zwaaien met een hamer
En nu is Julia dood, nu kun je haar bekijken
met zemelen gevuld ligt z’ in ’t museum te prijken