Aan de oever van de Rotte

Aan de oever van de Rotte

Aan de oever van de Rotte
Tussen Delft en Overschie
Zat een kikvors luid te wenen
Met een zuigling op haar knie

Lieve kleine, zo sprak de oude
Zie je daar die ooievaar
’t Is de moord’naar van je vader
Hij vrat ‘m op met huid en haar

Wel potdomme, zo sprak de kleine
Heeft die smeerlap dat gedaan
Als ik later groot en sterk ben
Zal ‘k hem op zijn falie slaan

Nauwelijks was hij uitgesproken
Of daar kwam de ooievaar
Greep de kleine bij zijn lurven
En vrat hem op met huid en haar

In de slokdarm aangekomen
Zag hij daar zijn vader staan
En toen zijn ze met zijn tweeën
naar de uitgang toegegaan

Bij de uitgang aangekomen
Zagen ze daar hun opa staan
En toen zijn ze met zijn drieën
De wijde wereld ingegaan