Zaltbommel
In die grote stad Zaltbommel, bommel
Heerste grote watersnood, nood, nood, nood
En een menig arme drommel, drommel
Die niet zwemmen kon ging dood
Refrein:
En temidden van die rommel, rommel
Dreef de torenspits van bi, ba, bommel
En temidden van die rommel, rommel
Dreef de torenspits in ’t rond
Op een vlot van houten planken, planken
Zat een grote herdershond, hond, hond, hond
Zo erbarmelijk te janken, janken
Omdat hij zijn baas niet vond
Een matroos met houten benen, benen
Een geruite zwembroek aan, aan, aan, aan
Zat verschrikkelijk te wenen, wenen
Want zijn schip dat was vergaan
’t Was afgrijslijk te aanschouwen, schouwen
Hoe, beroofd van haar korset, set, set, set
De gravin van Hennegouwen, gouwen
Aan kwam drijven op haar vet